Weljat, weljot, bèjot, beljat – al die Brabantse woorden betekenen ‘welja’ en daar lijken ze ook op. Maar wat doet die -t daar aan het eind? Hij zit ook in welnent of welnjeent, de ontkennende tegenhangers. Hieronder kom je alles te weten over de bijzondere herkomst van deze -t.
De -t is een restje van het woord het. In de middeleeuwen werd dat vaak achter het woord ja gezet om te bevestigen dat het zo was. Op de vraag Ist kout buten? (‘Is het koud buiten?’) antwoordde je namelijk met jaet, letterlijk ‘ja (dat is) het’. Jaet was een samentrekking van ja en het. Uit jaet zijn de Brabantse vormen jat en jot ontstaan. Op dezelfde manier ontstonden woorden als (wel)nent en (wel)njeent uit neenet, ‘nee (dat is) het (niet)’.
Het was niet het enige woord dat werd gecombineerd met ja en neen. Er konden allerlei voornaamwoorden toegevoegd worden. In het Brabants zijn alleen de oude het-vormen over, maar in het West-Vlaams is het hele systeem nog springlevend. Daar lees je alles over in het korte artikeltje dat in de eerste reactie staat.
