Brabanders krijgen weleens naar hun hoofd geslingerd dat ze het fout doen. ‘Het is niet de aanrecht maar het aanrecht!’ Vaak zit daar een vooroordeel achter: mensen denken dat het dialect een verbastering zou zijn van het Nederlands - maar daar is niks van waar.

Je kunt het Brabants en het Nederlands zien als zussen: het zijn Germaanse talen met dezelfde oorsprong. De een komt dus niet van de ander - net zoals je zus dezelfde ouders heeft en jij geen verbastering van haar bent.

D’n aonrecht

Hoe zit het dan met de aanrecht? In de meeste Brabantse dialecten is dat woord - aonrechtaorechtòrchtánrecht enzovoort - niet onzijdig maar mannelijk. Dat wil zeggen: het krijgt een ander lidwoord, dus niet het aanrecht maar bijvoorbeeld d’n aonrechtD’n is een mannelijk lidwoord. Soms wordt dat ook de, zoals in de granieten aonrecht.

‘Oké, maar Yoïn, nu heb je het over het dialect. In het Nederlands mag de aanrecht niet!’ O, jawel: onder andere in Van Dale staat dat zowel het aanrecht als de aanrecht standaardtaal is. Niks mis mee dus. Maar omdat mensen wijs is gemaakt dat hun dialect fout is, zijn ze zo bang geworden om het fout te doen dat ze ook Nederlandse varianten zijn gaan vermijden die naar het Brabants ruiken.

Nest, raam, pad, gilde

Aanrecht is niet het enige woord waarvan de Brabantse dialecten het oude woordgeslacht nog hebben. Hieronder zie je er nog vier. Die woorden hebben dus nog hetzelfde geslacht als in de taal van de middeleeuwen, terwijl het Nederlands daar juist van af is gaan wijken met het.

Er is wel een verschil. Nestraam en pad zijn niet helemaal hetzelfde als aanrecht. Je kunt in het Standaardnederlands namelijk alleen het nest, het raam en het pad zeggen, dus niet met de. De gilde is wél standaardtaal naast het gilde, maar dat is dan weer vrij zeldzaam.